bosbrand

Uit WikiWoordenboek
Een bosbrand

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·brand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosbrand bosbranden
verkleinwoord bosbrandje bosbrandjes

Zelfstandig naamwoord

bosbrand m [1]

  1. (bosbouw) brand van of in een bos
    • Vorig jaar hadden we op Tenerife weer veel last van bosbranden aangestoken door pyromanen. 
    • Door snel ingrijpen van de brandweer is een grote bosbrand in het Almelose Nijreesbos dinsdagmiddag voorkomen. [2] 
     Er zijn ieder jaar bosbranden in het Amazonegebied. Vooral in deze tijd van het jaar. Maar dit jaar zijn er heel veel branden.[3]
     Door de extreme hitte neemt ook de kans op bosbranden toe. Vanuit Lytton is de rook te zien van een bosbrand op een bergflank. Ook de brandweerploegen hebben veel last van de hitte.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Jeroen de Kleine 23-07-19 Bosbrandje Nijreesbos Almelo snel onder controle
  3. Bronlink Weblink bron
    nieuwsbegrip.nl
    “Bosbranden in het Amazonegebied” (26-8-2019), CED-groep
  4. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “49,5 graden in Lytton, Canada: 'De lucht is als vuur'” (Woensdag 30 juni 2021, 09:28), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be