bootwerker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boot·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bootwerker bootwerkers
verkleinwoord bootwerkertje bootwerkertjes

Zelfstandig naamwoord

de bootwerkerm

  1. (beroep) (scheepvaart) iemand die in havens schepen laadt en lost
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be