boomkor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boom·kor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomkor boomkorren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de boomkorm

  1. een visnet dat aan de voorkant open wordt gehouden door een 'boom' en dat over de bodem getrokken wordt
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

23 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be