boetedoening

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·te·doe·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boetedoening boetedoeningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boetedoeningv [1]

  1. iets doen ter compensatie voor een morele of godsdienstige zonde
    • Hij moest 10 rozenkransjes bidden als boetedoening voor zijn begane zonden. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen