bodybuilding
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bo·dy·buil·ding
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘spieroefeningen’ voor het eerst aangetroffen in 1983 [1]
- Naamwoord van handeling van bodybuilden met het achtervoegsel -ing (van het Engelse 'body building', (body lichaam + to build bouwen) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bodybuilding | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) sport waarbij men door krachttraining de spieren tracht te ontwikkelen (om het lichaam te verfraaien ?)
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord bodybuilding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.