blotta

Uit WikiWoordenboek

Noors

Woordafbreking
  • blot·ta

Werkwoord

blotta

  1. verleden tijd van blotte
  2. voltooid deelwoord van blotte
Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • blot·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Voltooid deelwoord van blotte.
Naar frequentie > 50000
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud blotta meir blotta mest blotta
o enkelvoud blotta
meervoud blotta
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
blotta meir blotta mest blotta

Bijvoeglijk naamwoord

blotta

  1. ontbloot

Werkwoord

blotta

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast blotte, zie aldaar

Werkwoord

blotta

  1. verleden tijd van blotta
  2. voltooid deelwoord van blotta

Werkwoord

blotta

  1. verleden tijd van blotte
  2. voltooid deelwoord van blotte


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

blotta g

  1. zwakke plek
  2. (sport) gat in de verdediging

Werkwoord

blotta

  1. blootgeven, onthullen
  2. het lichaam ontbloten