bloedspoor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloed·spoor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloedspoor bloedsporen
verkleinwoord bloedspoortje bloedspoortjes

Zelfstandig naamwoord

het bloedspooro

  1. spoor van bloed
     Ze zagen het bloedspoor en vonden de gast in het zwembad.[1]
  2. spoor dat aangeschoten wild achterlaat
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen