blijmoedigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blij·moe·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van blijmoedig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blijmoedigheid | blijmoedigheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de blijmoedigheid v
- het blijmoedig zijn, de opgewektheid
Gangbaarheid
- Het woord blijmoedigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.