blauwneus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blauw·neus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van blauw bn en neus zn naar uiterlijk van deze vis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwneus | blauwneuzen |
verkleinwoord | blauwneusje | blauwneusjes |
Zelfstandig naamwoord
de blauwneus m
- (straalvinnigen) bepaald soort karperachtige riviervis Vimba vimba die van oorsprong uit Oost-Europa komt; algemeen in België en een aantal malen in de Nederlandse rivieren gesignaleerd
- In de Rijn zijn al diverse andere Oost-Europese vissoorten gesignaleerd, waaronder de roofblei, de blauwneus en de donaubrasem. [1]
Synoniemen
Hyperoniemen
- eigenlijke karpers, karperachtigen, meervallen en karperachtigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
Vertalingen
1. bepaald soort karperachtige riviervis Vimba vimba
Gangbaarheid
- Het woord 'blauwneus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Boo, M. deDe marmergrondel zwemt op eigen kracht naar Nederland (6 juli 2002) op website nrc.nl; geraadpleegd 2017-02-08
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Straalvinnigen in het Nederlands
- Vissen in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal