blaren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bla·ren
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de blarenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord blaar
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord blad
Synoniemen
Verwante begrippen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blaren
blaarde
geblaard
zwak -d volledig

Werkwoord

blaren

  1. inergatief onwelluidend zijn stem verheffen
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen