bitterheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bit·ter·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bitterheid bitterheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bitterheidv

  1. de mate waarin iets een bittere smaak heeft
  2. de mate waarin een gebeurtenis of omstandigheid bittere gevoelens nalaat
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be