bipolair

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·po·lair
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse voorvoegsel "bi-", afgeleid van "bis" (tweemaal) en "polus" (draaipunt).
  • afgeleid van pool met het voorvoegsel bi- en met het achtervoegsel -air
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bipolair bipolairder bipolairst
verbogen bipolaire bipolairdere bipolairste
partitief bipolairs bipolairders -

Bijvoeglijk naamwoord

bipolair

  1. (natuurkunde), (techniek) waarin slechts twee toestanden of posities kunnen voorkomen
    • Een bipolair relais heeft altijd één van de twee schakelstanden actief. 
  2. (politiek) met duidelijk verschillende belangen of standpunten
    • Tussen de machtsblokken bleef lange tijd een bipolaire situatie bestaan. 
  3. (psychologie) sterk wisselend tussen twee stemmingen
    • Hij leed aan een bipolaire stoornis. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be