binnenplein

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

binnenplein
Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·plein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenplein binnenpleinen
verkleinwoord binnenpleintje binnenpleintjes

Zelfstandig naamwoord

het binnenpleino

  1. een open ruimte zonder dak, die aan alle kanten wordt omgeven door een gebouw, door muren en/of door een arcade
     Het binnenplein, een dakterras boven een lager gelegen afdeling van het ziekenhuis, kaatste de warmte van het middaguur terug.[2]
     Het onderzoek richtte zich in de eerste plaats op een binnenplein. De politie kreeg hulp van deskundigen van defensie die gespecialiseerd zijn in het zoeken naar verborgen ruimtes.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron “Zoekactie bij clubhuis Satudarah levert niks op” (10-10-2017), NOS