binding

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord binding bindingen
verkleinwoord bindinkje bindinkjes

Zelfstandig naamwoord

de bindingv

  1. (scheikunde) het minimum in potentiële energie dat bestaat bij een bepaalde onderlinge afstand tussen twee of meer atomen waardoor deze in elkaars nabijheid gehouden worden
    • Chemische bindingen kunnen tussen twee atomen aanwezig zijn, maar zij kunnen ook meer dan twee atomen betreffen. 
  2. (sport) bevestiging van een skischoen op een ski, skibinding
    • Omdat de binding niet op tijd losschoot heeft hij zijn been gebroken. 
  3. contacten, banden
    • De corrupte onderzoeker had bindingen met de industrie. 
    • Deze politieke partij heeft bindingen met de vakbond. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Werkwoord

binding

  1. onvoltooid deelwoord van bind

Zelfstandig naamwoord

binding

  1. gerundium van bind