bijtjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] bij·tjes
  • [2] bijt·jes

Zelfstandig naamwoord

de bijtjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bij
  2. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bijt