bijsluiter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·slui·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijsluiter bijsluiters
verkleinwoord bijsluitertje bijsluitertjes

Zelfstandig naamwoord

de bijsluiterm

  1. een bijgeleverde folder met informatie over een geneesmiddel
    • Eigenlijk zou je de bijsluiter helemaal moeten lezen voordat je het geneesmiddel gaat gebruiken. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen