bijscholen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bijscholen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bij·scho·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bij en scholen
Werkwoord
bijscholen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijscholen |
schoolde bij |
bijgeschoold |
zwak -d | volledig |
- na een reguliere afgeronde scholing nog extra onderwijs ontvangen
- Het is belangrijk om je te blijven bijscholen om nieuwe ontwikkelingen op het werk bij te kunnen benen.
- ▸ Het STAP-budget is bedoeld om werkenden en werkzoekenden te stimuleren zich te laten om- of bijscholen. Wie aan de voorwaarden voldoet, kan een tegemoetkoming in de studiekosten ontvangen van maximaal 1.000 euro per jaar. Voorwaarde is wel dat de opleiding is gericht op huidig of toekomstig werk.[1]
Gangbaarheid
- Het woord bijscholen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijscholen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “STAP-budget al binnen 2,5 uur op door stortvloed aan aanvragen” (01 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %