bijkomstig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·kom·stig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bijkomstig bijkomstiger bijkomstigst
verbogen bijkomstige bijkomstigere bijkomstigste
partitief bijkomstigs bijkomstigers -

Bijvoeglijk naamwoord

bijkomstig

  1. een andere zaak dan de hoofdzaak aanduidend
    • Dit bijkomstig probleem maakt het moeilijk de zaak goed aan te pakken. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen