bigamie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·ga·mie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dubbel huwelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • afgeleid van het Griekse γάμος (huwelijk) met het voorvoegsel bi- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bigamie bigamieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bigamiev

  1. het gelijktijdig met twee personen gehuwd-zijn
    • Bigamie is in Nederland verboden. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen