biconcaaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bi·con·caaf
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dubbelhol (van lenzen)’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van concaaf met het voorvoegsel bi- [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | biconcaaf |
verbogen | biconcave |
Bijvoeglijk naamwoord
biconcaaf [3]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'biconcaaf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "biconcaaf" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "biconcaaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ biconcaaf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be