bicommunautair

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·com·mu·nau·tair
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bicommunautair bicommunautairder bicommunautairst
verbogen bicommunautaire bicommunautairdere bicommunautairste
partitief bicommunautairs bicommunautairders -

Bijvoeglijk naamwoord

bicommunautair

  1. met betrekking tot twee gemeenschappen met verschillende talen, in het bijzonder de Nederlands- en Franstalige Belgen
    • De plaatselijke afdelingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gegroepeerd in de bicommunautaire eenheid Brussel-Hoofdstad. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid