bezorgt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zorgt

Werkwoord

vervoeging van
bezorgen

bezorgt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezorgen
    • Jij bezorgt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezorgen
    • Hij bezorgt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bezorgen
    • Bezorgt!