bezorgdheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zorgd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezorgdheid bezorgdheden
verkleinwoord bezorgdheidje bezorgdheidjes

Zelfstandig naamwoord

de bezorgdheidv

  1. bekommering wegens iets dat al of niet zal of kan gebeuren
     Zij had me gevraagd om altijd een extra liter water mee te nemen, zodat ik nooit zonder zou komen. Ik was erg ontroerd door haar bezorgdheid, maar ook door haar praktische advies.[1]
     Dat zou hun allemaal plezier doen en het zou Ingeborgs bezorgdheid aan banden leggen.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be