bezoeking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zoe·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoeking bezoekingen
verkleinwoord bezoekinkje bezoekinkjes

Zelfstandig naamwoord

de bezoekingv

  1. het bezocht worden door een kwelgeest
  2. overdrachtelijk een zaak die als een kwelling ervaren wordt
    • Die bureaucratische regeltjes zijn een echte bezoeking. 
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be