bezighouden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zig·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezighouden
hield bezig
beziggehouden
klasse 7 volledig

Werkwoord

bezighouden

  1. overgankelijk de aandacht ergens op gericht houden
     Tijdens de eerste paar weken van mijn tocht bleef de vraag mij bezighouden of alleen op pad gaan egoïstisch was? Ja, mijn solotocht was in sommige opzichten zeker egoïstisch.[1]
     Omdat daar geen bruggenbouw mogelijk was geweest in de wintertijd. Dan moest je je uitsluitend bezighouden met het werken aan de tunnels.[2]
  2. overgankelijk iets te doen geven
    • Hij hield zo de kinderen even bezig. 
    • Met alle examens voor de boeg werden de studenten flink beziggehouden. 
  3. wederkerend zich ~ met: tijd en inspanning besteden aan, zich ophouden met
    • Zij hielden zich bezig met het ontwerp van nieuwe zonnecellen. 
     Een serieuze bezigheid waarmee alleen de mannen zich bezighielden.[3]
Uitdrukkingen en gezegden
  • zich bezighouden met iets
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  3. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be