bezieler

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Basiel de Craene bezieler van de Vlaamse poëziedagen in Merendree
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zie·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezieler bezielers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bezielerm

  1. iemand die anderen ergens enthousiast voor maakt
    • De Amerikaanse winkels van computergigant Apple sluiten morgen gedurende drie uur om de werknemers toe te laten de ceremonie als hommage aan Steve Jobs te kunnen volgen. De stichter en bezieler van Apple stierf op 5 oktober op 56-jarige leeftijd.[2] 
    • Vanaf de 37e editie combineert Flanders Classics het veldritverhaal met de voorjaarsklassiekers op de weg. Etienne Gevaert, eigenaar van de veldrit in Gavere en bezieler van de Superprestige, wordt erevoorzitter van de nieuwe structuur.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen