bevallen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·val·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘behagen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • vervoeging van bevallen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
    *afgeleid van vallen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevallen
/bə.'vɑ.lə(n)/
beviel
/bə.'vil/
bevallen
/bə.'vɑ.lə(n)/
klasse 7 volledig

Werkwoord

bevallen

  1. ergatief iets als aangenaam ervaren
    • Die houding beviel hem geenszins. 
    • Het werk beviel hem niet erg, hij bleef er alleen vanwege zijn moeder. [3] 
     De afwisseling op kantoor was haar namelijk prima bevallen.[4]
     Bij de eerste boetiek zat maatje 38 net te strak, daarna een 40 geprobeerd, maar dat model beviel weer niet.[4]
  2. ergatief het leven schenken aan een kind
    • Zij is thuis van een wolk van een zoon bevallen. 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: bevallen…
geen verbogen vorm

bevallen

  1. voltooid deelwoord van bevallen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen