beval

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·val

Werkwoord

vervoeging van
bevallen

beval

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevallen
    • Ik beval. 
  2. gebiedende wijs van bevallen
    • Beval! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevallen
    • Beval je? 

Werkwoord

vervoeging van
bevelen

beval

  1. enkelvoud verleden tijd van bevelen
    • Ik beval. 
    • Jij beval. 
    • Hij, zij, het beval. 
     Ze beval zichzelf naar rechts te kijken.[1]

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be