betrouwbaarheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·trouw·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betrouwbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de betrouwbaarheidv

  1. de mate waarin met iets of iemand kan en mag vertrouwen
    • De betrouwbaarheid van informatie systemen wordt vooral bepaald door de mensen die er mee werken en de software die gebruikt is 
  2. eerlijkheid
    • De betrouwbaarheid van de wethouder was verdwenen toen bleek dat hij gelogen had over zijn verleden. 
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid