betreed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·treed

Werkwoord

vervoeging van
betreden

betreed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betreden
    • Ik betreed. 
  2. gebiedende wijs van betreden
    • Betreed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betreden
    • Betreed je?