beterschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ter·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beterschap -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de beterschapv

  1. herstelde toestand na ziekte
    • Ik wens je beterschap na de operatie. 
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • beterschap beloven
    zeggen dat je het in de toekomst beter gaat doen
• De dief beloofde met tranen in de ogen beterschap, maar de rechter geloofde hem niet wat dit was de tiende keer dat deze boef veroordeeld werd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen