bestuurlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stuur·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bestuurlijk bestuurlijker bestuurlijkst
verbogen bestuurlijke bestuurlijkere bestuurlijkste
partitief bestuurlijks bestuurlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

bestuurlijk [1]

  1. (politiek) met betrekking tot het bestuur
    • Bestuurlijke verantwoordelijkheid wordt een steeds belangrijker thema bij de benoeming van bestuursleden. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen