bestudering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stu·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bestudering bestuderingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bestuderingv

  1. nauwkeurig onderzoek
    • De arts gaf pas na bestudering van laboratoriumuitslagen een medicatieadvies aan de patiënt. 
    • Alleen na „grondige bestudering van het recht en de specifieke omstandigheden van deze zaak en met gebruikmaking van alle expertise binnen het OM is overgegaan tot vervolging”, verzekerde Bos. „Niks meer en niks minder”. De wetgever heeft volgens het OM nu eenmaal gekozen „voor een actieve bescherming tegen discriminatie”. [2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marcel Haenen 16 november 2016