bestormen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stor·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bestormen
bestormde
bestormd
zwak -d volledig

Werkwoord

bestormen

  1. overgankelijk met een strijdmacht snel te voet een positie van de vijand trachten te overweldigen
    • Zij bestormden de strategisch gelegen stad. 
    • Maar hij wantrouwde hem in de allereerste plaats. Omdat Pradelle van aanvallen hield. Stormenderhand nemen, bestormen, veroveren, hij deed niets liever. [1] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be