besparing

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spa·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van besparen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord besparing besparingen
verkleinwoord besparinkje besparinkjes

Zelfstandig naamwoord

de besparingv

  1. (financieel) het voordeel door ergens minder voor uit te geven
    • De besparing op het huishoudgeld bedroeg al snel tientallen euro's. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be