beschuldigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schul·digt

Werkwoord

vervoeging van
beschuldigen

beschuldigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschuldigen
    • Jij beschuldigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beschuldigen
    • Hij beschuldigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beschuldigen
    • Beschuldigt!