beschimmelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beschimmelen (hulp, bestand)
- IPA: /bəˈsxɪmələ(n)/
Woordafbreking
- be·schim·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van schimmelen met het voorvoegsel be-.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beschimmelen |
beschimmelde |
beschimmeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beschimmelen
- ergatief aangevreten worden door schimmels
- Dat brood zal snel beschimmelen in dit vochtige warme weer.
Synoniemen
Vertalingen
1. aangevreten worden door schimmels
Gangbaarheid
- Het woord beschimmelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beschimmelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %