beschilderde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·schil·der·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschilderen |
beschilderde
- enkelvoud verleden tijd van beschilderen
- Ik beschilderde.
- Jij beschilderde.
- Hij, zij, het beschilderde.
- Ik beschilderde.
- verbogen vorm van beschilderd, voltooid deelwoord van beschilderen