beschaven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·scha·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beschaven
beschaafde
beschaafd
zwak -d volledig

Werkwoord

beschaven [2]

  1. overgankelijk met een schaaf glad maken
  2. overgankelijk (figuurlijk) tot een hoger peil van civilisatie brengen, civiliseren
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen