benka

Noors

Woordafbreking

• ben·ka

Werkwoord

benka

1. verleden tijd van benke
2. voltooid deelwoord van benke (betekenis [A])

Synoniemen

• benket

Werkwoord

benka

1. verleden tijd van benke
2. voltooid deelwoord van benke (betekenis [B])

Synoniemen

• beinka
• beinket
• benket

Nynorsk

Woordafbreking

• ben·ka

Werkwoord

benka

1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast benke, zie aldaar

Werkwoord

benka

1. verleden tijd van benka
2. voltooid deelwoord van benka

Schrijfwijzen

• [1-2]: benkja

Werkwoord

benka

1. verleden tijd van benke
2. voltooid deelwoord van benke

Schrijfwijzen

• [1-2]: benkja

Werkwoord

benka

1. gebiedende wijs van benka

Schrijfwijzen

• benk
• benke
• benkja
• benkje

Werkwoord

benka

1. gebiedende wijs van benke

Schrijfwijzen

• benk
• benke
• benkja
• benkje