beminde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·min·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bemind met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord beminde beminden
verkleinwoord bemindetje bemindetjes

Zelfstandig naamwoord

de bemindem

  1. (formeel) geliefde
    • Jij was altijd al mijn beminde. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
beminnen

beminde

  1. enkelvoud verleden tijd van beminnen
    • Ik beminde. 
    • Jij beminde. 
    • Hij, zij, het beminde. 
  2. verbogen vorm van bemind, voltooid deelwoord van beminnen

Bijvoeglijk naamwoord

beminde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bemind

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be