beletsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·let·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beletsel beletsels
beletselen
verkleinwoord beletseltje beletseltjes

Zelfstandig naamwoord

het beletselo

  1. iets wat een bepaalde handeling of gebeurtenis verhindert
    • Daarmee is het laatste beletsel uit de weg geruimd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be