beleden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
belijden

beleden

  1. meervoud verleden tijd van belijden
    • Wij beleden. 
    • Jullie beleden. 
    • Zij beleden. 
  2. voltooid deelwoord van belijden

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be