belazerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·la·zer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
belazeren |
belazerde
- enkelvoud verleden tijd van belazeren
- Ik belazerde.
- Jij belazerde.
- Hij, zij, het belazerde.
- Ik belazerde.
- verbogen vorm van belazerd, voltooid deelwoord van belazeren
Bijvoeglijk naamwoord
belazerde
- verbogen vorm van de stellende trap van belazerd