bekwaamt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kwaamt

Werkwoord

vervoeging van
bekwamen

bekwaamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekwamen
    • Jij bekwaamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekwamen
    • Hij bekwaamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekwamen
    • Bekwaamt!