beklemde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·klem·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beklemmen |
beklemde
- enkelvoud verleden tijd van beklemmen
- Ik beklemde.
- Jij beklemde.
- Hij, zij, het beklemde.
- Ik beklemde.
- verbogen vorm van beklemd, voltooid deelwoord van beklemmen
Bijvoeglijk naamwoord
beklemde
- verbogen vorm van de stellende trap van beklemd