bekleedden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kleed·den

Werkwoord

vervoeging van
bekleden

bekleedden

  1. meervoud verleden tijd van bekleden
    • Wij bekleedden. 
    • Jullie bekleedden. 
    • Zij bekleedden. 
     Mensen die tijdens het overlijden van onze kinderen cruciale posities bekleedden, werden vervangen.[1]

Verwijzingen