bekendmaakte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kend·maak·te

Werkwoord

vervoeging van
bekendmaken

bekendmaakte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bekendmaken
    • ... dat ik bekendmaakte. 
    • ... dat jij bekendmaakte. 
    • ... dat hij, zij, het bekendmaakte.