bekakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kakt
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van bekakken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bekakt bekakter bekaktst
verbogen bekakte bekaktere bekaktste
partitief bekakts bekakters -

Bijvoeglijk naamwoord

bekakt

  1. door overdreven gedrag, vooral spraak, benadrukkend dat men tot de bovenlaag wil behoren
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
bekakken

bekakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekakken
    • Jij bekakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekakken
    • Hij bekakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekakken
    • Bekakt! 
vervoeging van: bekakken…
verbogen vorm: bekakte

bekakt

  1. voltooid deelwoord van bekakken

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen