behartigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·har·tigt

Werkwoord

vervoeging van
behartigen

behartigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behartigen
    • Jij behartigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behartigen
    • Hij behartigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van behartigen
    • Behartigt!